Waarom vinden veel mensen met autisme het lastig om zich te verplaatsen in anderen? Hoe zit dat met de Theory of Mind?
Autisme en Theory of Mind
De Theory of Mind is het vermogen om je in de ander te verplaatsen en om het gedrag van de ander te kunnen begrijpen, verklaren en voorspellen. Als dit vermogen minder goed ontwikkeld is, begrijp je jezelf en anderen minder goed. Sociale situaties kunnen dan meer lastig voor je zijn. Daarnaast kan je soms moeilijk in te schatten wat wenselijk gedrag is. Moeite om jezelf in de ander te verplaatsen kan tot veel misverstanden leiden.
Ontbrekende informatie in gesprekken
Zo lang iets letterlijk gezegd wordt, heb je weinig Theory of Mind nodig. Echter worden dingen niet altijd juist gezegd of aan de verbeeldingskracht over gelaten. Iemand met autisme is niet altijd goed in staat om deze ontbrekende informatie aan te vullen vanuit hun fantasie. Ze hebben behoefte aan complete, concrete en expliciete boodschappen zonder dat ze een beroep hoeven te doen op hun verbeeldingskracht, want dat is vaak ingewikkeld. Daarom worden boodschappen ook vaak ‘te letterlijk’ genomen en worden sarcasme en grapjes soms niet of pas later herkend.
Herkennen en verwoorden van gevoelens
Als je Theory of Mind meer beperkt is, heeft dat ook gevolgen voor het herkennen, verwoorden van je gevoelens, mening, wensen en (on)mogelijkheden. Als je daarnaast moeite hebt om je te verplaatsen in een ander, dan is het lastig voor je om hier rekening mee te houden. Dit zorgt ervoor dat je maar beperkt invloed hebt in de invloed van je eigen gedrag op de gedachten, gevoelens en gedrag van de ander. Dit kan snel tot miscommunicatie en conflicten leiden. Juist als anderen zich voor jouw gevoel onbegrijpelijk en onvoorspelbaar gedragen. Communicatieproblemen bij autisme komen dan ook relatief vaak voor. De Theory of Mind hoeft echter niet bij elk persoon met autisme meer beperkt te zijn. Bij sommige personen speelt dit niet of in mindere mate.
Theory of Mind en emotionele wederkerigheid
Als de Theory of Mind bij jou minder goed is afgesteld, kan je ook problemen ondervinden in de emotionele wederkerigheid met anderen. Juist omdat het meer lastig is om je in de belevingswereld van een ander te verplaatsen. Voor een partner, ouder of ander familielid kan dit een gevoel van ‘desinteresse’ geven. Dit geeft vaak onderlinge spanning, onbegrip en irritatie. Je doet zo je best, maar het blijft soms gewoon lastig om te kunnen voelen en ervaren wat je directe naast voelt. Je probeert het dan vaak logisch en beredeneerd op te lossen, maar dat is nou net niet wat de ander wil. Hierdoor kan in sommige gevallen het Cassandra-effect bij autisme ontstaan.
Groot analyserend vermogen
Mensen met autisme zijn veel aan het analyseren. Ze benadrukken de wereld soms alsof het wiskundige vraagstukken zijn die opgelost moeten worden. Dat kost veel energie. Je inleven in een ander en diegene aanvoelen, kan heel moeilijk voor je zijn. Je weet vaak al wel dat je de wereld anders beschouwd. Hoe kan je je dan inleven in de beschouwingen van een ander? Daardoor kun je veel moeite hebben om je verplaatsen in de gevoelens en meningen van anderen. Dit kan de relatie onder druk zetten en ook gevoelens van eenzaamheid veroorzaken. Het is nu eenmaal zo dat een autismebrein toch een wat andere ‘bedrading’ heeft, maar dit zal per persoon verschillen en daarom is ook niemand met autisme hetzelfde.
Het kritisch denken bij autisme
Naast het analyserende en beredenerende, zal iemand met autisme vaak ook eerder kritisch zijn in zijn denken. Dit zie je vooral bij hoogfunctionerend autisme. Dingen die gezegd worden, kunnen kritisch worden beoordeeld op waarde of waarheid. Zodra er iets ontbreekt of er klopt iets niet, zal iemand met autisme je hier veelal op wijzen. Niet omdat deze persoon persé kritisch wil zijn, maar incongruentie of onvolledigheid valt hem of haar vaak eerder op en dan is het heel lastig om daar niets van te zeggen. Juist omdat een persoon met autisme overzichtelijkheid en duidelijkheid wil, komt het kritisch denken hierbij ook sneller naar voren.
Hallo Corrie,
Ik vind je blogs altijd heel treffend en helpend om te verwoorden waar ik al zo lang mee aan het puzzelen ben: Mijn autisme. Super veel dank daarvoor dat dit gewoon vrij beschikbaar is. En dat ik er op mag reageren.
En om maar gelijk met de deur in huis te vallen, zoals ze dat zo mooi kunnen omschrijven in de neurotypische wereld, ik heb wel een dingetje dat ik even (hoe zo, even, d’r komt vast weer zo halve blog reactie achteraan) kwijt wil.
Laat ik maar even bottum-up reageren op bovenstaande blog.
In het kader van kritisch denken (ik denk dat ik de titel hfa wel verdien), wil ik het volgende wel even wat nuance meegeven.
Binnen de autisme community lees ik toch wel regelmatig dat er ook mensen met autisme zijn die de ToM (Theorie of Mind) maar stom vinden. Bianca Toeps heeft daar een mooi hoofdstuk over in haar boek “Maar je ziet er helemaal niet autistische uit”.
Maar ook andere mensen met autisme heb ik horen zeggen dat we misschien wel teveel theorieën in ons hoofd hebben. Dus dat inleven in de ander kunnen we misschien wel beter.
Alleen de voorspelbare neuro-typische reactie is wel heel moeilijk voor ons.
Vera Helleman verklaart het als ontbrekende ik-referentie.
Op het schoolplein zal het kind met autisme het eerste ‘auw’ roepen als een ander kind zich pijn doet (bv. vallen of bal tegen het gezicht krijgen), maar het kind met autisme zal de laatste zijn die gaat troosten. Want misschien wil het kind met pijn wel met rust gelaten worden.
Zelf roep ik ook altijd auw bij de leader van de tv serie “Private Eyes”. Daar loopt Jason Priestley (die van Beverly Hills 90210) een donkere ruimte binnen en krijgt een onverwachtse dreun tegen zijn gezicht.
Doordat we meerdere opties hebben, kiezen we vaak ‘geen’ om te reageren. Had ik vooral op jonge leeftijd. De ongeschreven sociale regels zijn zo ingewikkeld. Hoe moeten we weten wat gepast is?
Dus zo krijgen we al snel het stempeltje stug, emotieloos of onverschillig.
Maar het is wel te leren. Door goed te observeren kunnen we wel aanleren om sociaal te zijn. Belangstelling tonen voor een ander, iemand op zijn gemak stellen bij nieuwe situaties, sociale small talk. Ik doe het regelmatig. Maar ik ervaar het nog steeds als aangeleerd gedrag. Maar doe het al zo lang, dat het bij mij al bijna automatisch gaat.
Ik geef de ander ook meestal aan dat ze niets tussen de regels moeten stoppen, niet bang zijn om me te kwetsen.
Maar ik heb ook een team (ik werk in meerdere teams) waar ook collega’s elkaar lopen te dollen. Gelukkig heb ik daar een collega die ik maar hoef aan te kijken (schudt even nee en doet daarbij zijn ogen even dicht) om te weten dat ik weer eens te serieus inga op wat er gebeurd. Heerlijk dat ik zo naïef mag zijn.
Want dat geloof ik wel vanuit de theorie van Martine F. Delfos. We (mensen met een A-brein) ontwikkelen eerst cognitief en dat sociale komt pas veel later.
Dus sociale neuro-typische voorspellingen doen, is niet echt een talent dat we van nature hebben. Maar om dat als minder goed afgesteld te betitelen, …
Anders klinkt een stuk positiever.
Mensen met een A-brein hebben weer andere talenten.
Overigens is mijn ‘gevoel’ voor emoties sinds de mid-life fase, wel open gegaan. Liedjes programma’s zoals ‘better then ever’ of ‘De beste zangers’ kan ik bijna geen aflevering van zien zonder rode betraande ogen. En dat had ik vroeger nooit. Mijn vrouw vond het altijd vervelend als ze een traantje weg moest pinken, dat vond ik overigens nooit erg, maar tegenwoordig zit ik eerder tegen mijn tranen te vechten. Hoezo, niet voelend. Ik haal het nu dubbel en dwars in.
Hoop zo een beetje “Insight from the Autside” the hebben gegeven.
De ToM ligt gevoelig. Met wat meer begrip voor elkaar is er een hoop ellende te besparen. Het wordt ook wel eens het dubbel empathie probleem genoemd. Het niet aanvoelen van de ander, werkt twee kanten op.
Sorry Corrie als deze reactie te lang is, maar je kent ons. Elk detail is even belangrijk 😉
Groet,
Hans